Milieu
EU taxonomie
De EU-taxonomie beschrijft een reeks ecologisch duurzame economische activiteiten. De taxonomie omvat zes milieudoelstellingen: twee klimaatdoelstellingen, voor de mitigatie van en de adaptatie aan klimaatverandering, en vier andere doelstellingen op gebied van duurzaam gebruik en bescherming van water en mariene hulpbronnen, transitie naar een circulaire economie, preventie en bestrijding van verontreiniging en bescherming en herstel van de biodiversiteit en ecosystemen.
De taxonomie biedt een classificatiesysteem dat economische activiteiten identificeert die als ecologisch duurzaam kunnen worden beschouwd. Dit helpt bedrijven en investeerders om te bepalen welke activiteiten substantieel bijdragen aan de zes milieudoelstellingen, terwijl ze ook geen significante schade aanrichten aan een van deze zes milieudoelstellingen. Dit zorgt voor meer transparantie en vergelijkbaarheid van duurzaamheidsinformatie.
De EU-taxonomie regelgeving blijft zich ontwikkelen en er worden voortdurend nieuwe richtlijnen en verduidelijkingen gepubliceerd. Zo is de aanvullende handreiking FAQ9 pas eind november 2024 beschikbaar gekomen.DELA kiest ervoor om alleen de verplichte tabellen voor verzekeraars toe te passen in plaats van meerdere tabellen voor elk van de activiteiten van een gemengde groep. In het kader van de EU-taxonomie beschouwen wij de verzekeraar als overheersende aard van DELA Coöperatie. In de komende periode zullen we deze keuze opnieuw evalueren om te waarborgen dat onze rapportage optimaal aansluit bij de verdere ontwikkelingen en richtlijnen binnen de EU-taxonomie.
Financiële ondernemingen waaronder verzekeraars moeten toelichten welk deel van de investeringen betrekking hebben op de financiering van taxonomy-eligible en taxonomy-aligned activiteiten. Zie de jaarrekening voor de waarde van de beleggingen per ultimo 2024. In de voorgeschreven tabellen, hieronder en in de bijlage, laten wij zien welk deel van de beleggingsportefeuille voor de taxonomie in aanmerking komt (eligible) en daarop afgestemd is (aligned). Dit betreft de tabellen uit bijlage IX, X (met uitzondering van de eerste tabel aangezien deze alleen van toepassing is op schadeverzekeraars en herverzekeraars) en XII van de gedelegeerde verordening. Wij hebben de bedragen en percentages bepaald met behulp van verschillende externe partijen.
| Het aandeel van de beleggingen van DELA die gericht zijn op de financiering van of verband houden met op de taxonomie afgestemde activiteiten in verhouding tot de totale beleggingen | |||
|---|---|---|---|
| De gewogen gemiddelde waarde van alle beleggingen van DELA die gericht zijn op de financiering van of verband houden met op de taxonomie afgestemde economische activiteiten, in verhouding tot de waarde van de totale door de KPI bestreken activa, met daaruit voortvloeiende wegingsfactoren voor beleggingen in ondernemingen | De gewogen gemiddelde waarde van alle beleggingen van DELA die gericht zijn op de financiering van of verband houden met op de taxonomie afgestemde economische activiteiten, met daaruit voortvloeiende wegingsfactoren voor beleggingen in ondernemingen | ||
| Op omzet gebaseerd | 6,88% | Op omzet gebaseerd | 553 |
| Op kapitaaluitgaven gebaseerd | 6,27% | Op kapitaaluitgaven gebaseerd | 504 |
| Het percentage van de door de KPI bestreken activa in verhouding tot de totale beleggingen (totaal activa onder beheer). Met uitzondering van beleggingen in overheidsentiteiten. | De monetaire waarde van door de KPI bestreken activa. Met uitzondering van beleggingen in overheidsentiteiten. | ||
| Dekking: | 84,77% | Dekking: | 8.038 |
| Aanvullende rapportages: uitsplitsing van de noemer van de KPI | |||
|---|---|---|---|
| Het percentage derivaten in verhouding tot de totale door de KPI bestreken activa. | -1,19% | De waarde in geldbedragen van derivaten | -96 |
| Het aandeel van blootstellingen aan financiële en niet-financiële ondernemingen die niet aan de artikelen 19 bis en 29 bis van Richtlijn 2013/ 34/EU zijn onderworpen, in verhouding tot de totale door de KPI bestreken activa | De waarde van blootstellingen aan financiële en niet-financiële ondernemingen die niet aan de artikelen 19 bis en 29 bis van Richtlijn 2013/ 34/EU zijn onderworpen | ||
| Voor niet-financiële ondernemingen | 25,09% | Voor niet-financiële ondernemingen | 2.017 |
| Voor financiële ondernemingen | 9,46% | Voor financiële ondernemingen | 760 |
| Het aandeel van blootstellingen aan financiële en niet-financiële ondernemingen uit niet EU-landen die niet aan de artikelen 19 bis en 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU zijn onderworpen, in verhouding tot de totale door de KPI bestreken activa | De waarde van blootstellingen aan financiële en niet-financiële ondernemingen uit niet EU-landen die niet aan de artikelen 19 bis en 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU zijn onderworpen | ||
| Voor niet-financiële ondernemingen | 25,09% | Voor niet-financiële ondernemingen | 2.017 |
| Voor financiële ondernemingen | 9,46% | Voor financiële ondernemingen | 760 |
| Het aandeel van blootstellingen aan financiële en niet-financiële ondernemingen uit EU-landen die wel aan de artikelen 19 bis en 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU zijn onderworpen, in verhouding tot de totale door de KPI bestreken activa | De waarde van blootstellingen aan financiële en niet-financiële ondernemingen uit EU-landen die wel aan de artikelen 19 bis en 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU zijn onderworpen | ||
| Voor niet-financiële ondernemingen | 5,38% | Voor niet-financiële ondernemingen | 433 |
| Voor financiële ondernemingen | 8,95% | Voor financiële ondernemingen | 720 |
| Het aandeel van blootstellingen aan andere tegenpartijen in verhouding tot de totale door de KPI bestreken activa | 55,38% | Waarde van blootstellingen aan andere tegenpartijen | 4.451 |
| Het aandeel van de beleggingen van DELA, met uitzondering van beleggingen die worden aangehouden voor levensverzekeringsovereenkomsten waarbij het beleggingsrisico door de polishouders wordt gedragen, en die gericht zijn op de financiering van of verband houden met op de taxonomie afgestemde economische activiteiten | 6,88% | De waarde van de beleggingen van DELA, met uitzondering van beleggingen die worden aangehouden voor levensverzekeringsovereenkomsten waarbij het beleggingsrisico door de polishouders wordt gedragen, en die gericht zijn op de financiering van of verband houden met op de taxonomie afgestemde economische activiteiten | 553 |
| De waarde van alle beleggingen die niet voor de taxonomie in aanmerking komende economische activiteiten financieren, in verhouding tot de waarde van de totale door de KPI bestreken activa | De waarde van alle beleggingen die niet voor de taxonomie in aanmerking komende economische activiteiten financieren: | ||
| Op omzet gebaseerd | 83,18% | Op omzet gebaseerd | 6.686 |
| Op kapitaaluitgaven gebaseerd | 91,23% | Op kapitaaluitgaven gebaseerd | 7.333 |
| De waarde van alle beleggingen die economische activiteiten financieren die voor de taxonomie in aanmerking komen, doch niet op de taxonomie zijn afgestemd in verhouding tot de waarde van de totale door de KPI bestreken activa | De waarde van alle beleggingen die voor de taxonomie in aanmerking komend, doch niet op de taxonomie afgestemde economische activiteiten financieren | ||
| Op omzet gebaseerd | 9,94% | Op omzet gebaseerd | 799 |
| Op kapitaaluitgaven gebaseerd | 2,62% | Op kapitaaluitgaven gebaseerd | 201 |
| Aanvullende rapportages: uitsplitsing van de teller van de KPI | |||
|---|---|---|---|
| Het aandeel van op de taxonomie afgestemde blootstellingen aan financiële en niet-financiële ondernemingen die aan de artikelen 19 bis en 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU zijn onderworpen, in verhouding tot de totale door de KPI bestreken activa | De waarde van op de taxonomie afgestemde blootstellingen met betrekking tot financiële en niet-financiële ondernemingen die aan de artikelen 19 bis en 29 bis van Richtlijn 2013/ 34/EU zijn onderworpen | ||
| Voor niet-financiële ondernemingen: | Voor niet-financiële ondernemingen: | ||
| Op omzet gebaseerd | 0,47% | Op omzet gebaseerd | 36 |
| Op kapitaaluitgaven gebaseerd | 0,73% | Op kapitaaluitgaven gebaseerd | 56 |
| Voor financiële ondernemingen: | Voor financiële ondernemingen: | ||
| Op omzet gebaseerd | 0,05% | Op omzet gebaseerd | 4 |
| Op kapitaaluitgaven gebaseerd | 0,06% | Op kapitaal uitgaven gebaseerd | 5 |
| Het aandeel van de beleggingen van DELA, met uitzondering van beleggingen die worden aangehouden voor levensverzekeringsovereenkomsten waarbij het beleggingsrisico door de polishouders wordt gedragen, en die gericht zijn op de financiering van of verband houden met op de taxonomie afgestemde economische activiteiten | De waarde van de beleggingen van DELA, met uitzondering van beleggingen die worden aangehouden voor levensverzekeringsovereenkomsten waarbij het beleggingsrisico door de polishouders wordt gedragen, en die gericht zijn op de financiering van of verband houden met op de taxonomie afgestemde economische activiteiten | ||
| Op omzet gebaseerd | 5,83% | Op omzet gebaseerd | 553 |
| Op kapitaaluitgaven gebaseerd | 5,32% | Op kapitaaluitgaven gebaseerd | 504 |
| Het aandeel van op de taxonomie afgestemde blootstellingen aan andere tegenpartijen in verhouding tot de totale door de KPI bestreken activa | De waarde van op de taxonomie afgestemde blootstellingen aan andere tegenpartijen in verhouding tot de totale door de KPI bestreken activa and assets over total assets covered by the KPI: | ||
| Op omzet gebaseerd | 4,10% | Op omzet gebaseerd | 330 |
| Op kapitaaluitgaven gebaseerd | 5,00% | Op kapitaaluitgaven gebaseerd | 402 |
De beleggingen worden verantwoord volgens de actuele waarde. De data is gebaseerd op de beleggingen die op 31 december 2024 in de portefeuille zaten.
Wij hebben ons ingespannen om de vereiste data te verzamelen over geschikte (eligble) en afgestemde (aligned) activiteiten conform EU-taxonomie. Vanwege beperkingen in de beschikbaarheid van de data heeft DELA op verschillende punten ook interpretaties en aannames gemaakt om tot de gerapporteerde informatie te komen. Ook betreft de gerapporteerde data een momentopname.
De dekking (84,77 procent) is bepaald door de beleggingen van DELA exclusief blootstellingen aan centrale overheden, centrale banken, supranationale entiteiten en derivaten te delen door de totale beleggingen inclusief het eigen vastgoed (hoofdkantoren, crematoria en uitvaartcentra).
Voor de beursgenoteerde bedrijven in onze portefeuille hebben wij data gebruikt van een externe ESG data service provider om te verifiëren hoeveel procent van de omzet en van de investeringen (capex) ‘aligned’ is voor de zes doelstellingen. Ook verifiëren zij hoeveel procent van de omzet en van de investeringen (capex) ‘eligible’ is. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de soort obligatie, zoals bijvoorbeeld grijs, groen, sociaal of duurzaamheid. Deze externe partij koppelt de data van hun dataproviders aan onze portefeuille. Wij hebben de input voor de EU-taxonomie eind februari ontvangen. DELA volgt hierin de methodologie, berekeningen en schattingen van deze externe dataleverancier en past zelf niks aan de ontvangen data aan.
De classificatie van beursgenoteerde bedrijven in financiële en niet-financiële ondernemingen is gedaan op basis van gegevens van deze externe dataleverancier. Daarnaast is door gebrek aan informatie de aanname gemaakt dat bedrijven uit niet-EU-landen niet onderworpen zijn aan de artikelen 19a en 28a van Richtlijn 2013/34/EU. Hierdoor zijn de percentages onder ‘Het aandeel van blootstellingen aan financiële en niet-financiële ondernemingen die niet aan de artikelen 19 bis en 29 bis van Richtlijn 2013/ 34/EU zijn onderworpen, in verhouding tot de totale door de KPI bestreken activa’ en ‘Het aandeel van blootstellingen aan financiële en niet-financiële ondernemingen uit niet EU-landen die niet aan de artikelen 19 bis en 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU zijn onderworpen, in verhouding tot de totale door de KPI bestreken activa’ hetzelfde. Ook is de aanname gemaakt dat bedrijven uit EU-landen wel onderworpen zijn aan de artikelen 19a en 28a van Richtlijn 2013/34/EU.
Daarnaast is er voor de categorieën ‘Het aandeel van de beleggingen van DELA, met uitzondering van beleggingen die worden aangehouden voor levensverzekeringsovereenkomsten waarbij het beleggingsrisico door de polishouders wordt gedragen, en die gericht zijn op de financiering van of verband houden met op de taxonomie afgestemde economische activiteiten’ en ‘Het aandeel van de beleggingen van DELA, met uitzondering van beleggingen die worden aangehouden voor levensverzekeringsovereenkomsten waarbij het beleggingsrisico door de polishouders wordt gedragen, en die gericht zijn op de financiering van of verband houden met op de taxonomie afgestemde economische activiteiten’ geen data beschikbaar over het totaal, enkel gesplitst op omzet en kapitaaluitgaven. Om deze reden worden deze categorieën gerapporteerd op basis van omzet en kapitaaluitgaven, en niet op totaal.
Voor de niet-beursgenoteerde beleggingen (vastgoed, infrastructuur, land- en bosbouw, hypotheken en onderhandse leningen) hebben wij informatie gebruikt uit de SFDR-rapportages van de vermogensbeheerders. Zeven van de 25 vermogensbeheerders waarmee wij samenwerken hebben deze rapportage over 2023 niet kunnen aanleveren. Dit gaat om 21,8 procent van het belegd vermogen in deze niet-beursgenoteerde fondsen. Voor deze portefeuilles rekenen wij dan ook met 0 procent ‘eligible’ en 0 procent ‘aligned’. Van de rapportages die wel ontvangen zijn is de ‘alignment’ 4,1 procent gebaseerd op omzet, en 5,0 procent gebaseerd op kapitaaluitgaven. Daarnaast rapporteren we het eigen vastgoed ook als 0 procent ‘eligible’ en 0 procent ‘aligned’ omdat DELA er vooralsnog voor kiest het alignment assessment niet volledig uit te voeren. Afhankelijk van de ontwikkelingen rondom de EU-taxonomie regelgeving zullen wij de keuze komend jaar evalueren.
De classificatie van niet-beursgenoteerde beleggingen in financiële en niet-financiële ondernemingen als ook of deze onder EU of niet-EU landen vallen en dus moeten voldoen aan de EU-taxonomie is met de huidige informatie niet beschikbaar. Daarom worden alle niet-beurgenoteerde beleggingen gerapporteerd onder ‘Het aandeel van blootstellingen aan andere tegenpartijen in verhouding tot de totale door de KPI bestreken activa’.
Ten opzichte van 2023 is het op de omzet gebaseerde aandeel van op de taxonomie afgestemde blootstellingen gestegen van 6,5 procent in 2023 naar 6,9 procent in 2024. Datzelfde aandeel op basis van kapitaaluitgaven is gestegen van 1,2 procent in 2023 naar 6,3 procent in 2024.
Klimaatverandering
Klimaatverandering is een belangrijke uitdaging voor de wereld vandaag en daarom ook voor DELA. De effecten zijn de afgelopen jaren zichtbaarder geworden, zoals de stijgende temperatuur en frequenter voorkomende extreme weersituaties. Klimaatverandering kan het gevolg zijn van en impact hebben op onze eigen kernactiviteiten, maar ook op onze waardeketen.
Impacts, risico’s en kansen
In onze dubbele materialiteitsanalyse zijn drie materiële impacts en één risico geïdentificeerd op dit thema:
- Negatieve impact op mens en milieu door CO2-uitstoot (klimaatmitigatie) van de eigen bedrijfsvoering
- Negatieve impact op mens en milieu door energiegebruik binnen de eigen bedrijfsvoering
- Negatieve impact op mens en milieu door CO2-uitstoot (klimaatmitigatie) van beleggen
- Risico dat de waarde van de beleggingsportefeuille daalt als gevolg van klimaatverandering
Eigen bedrijfsvoering
1. CO2-uitstoot eigen bedrijfsvoering
CO2-uitstoot draagt bij aan de opwarming van de aarde. Ten behoeve van de beoordeling van de impact van DELA op gebied van klimaatverandering is de jaarlijkse CO2-uitstoot in kaart gebracht, inclusief de uitstoot in zowel de upstream- als downstreamwaardeketen. Op basis van deze analyse schatten wij in dat er sprake is van een actuele negatieve impact die op nationale schaal voorkomt en met moeite herstelbaar is. Andere drukfactoren die klimaatimpact veroorzaken binnen de eigen activiteiten of de gehele waardeketen zijn niet van toepassing.
De CO2-uitstoot van onze eigen bedrijfsvoering betreft onder andere de crematoria, kantoor- en uitvaartlocaties, en vervoer. Ook de upstream waardeketen, zoals de levering van producten en diensten aan DELA, of het zakelijk vervoer, dragen bij aan CO2-uitstoot. Het grootste deel van de CO2-uitstoot is geconcentreerd in de uitvaartketen. Dit komt door het energie-intensieve crematieproces en de vele producten en diensten die bij een uitvaart horen. Onze CO2-uitstoot is een direct gevolg van onze kernactiviteiten.
2. Hoog energieverbruik eigen bedrijfsvoering
Energieverbruik heeft een substantiële impact op het milieu omdat het een druk legt op de totale beschikbare energiebronnen, zowel fossiel als hernieuwbaar, die eindig zijn. Bovendien leidt het gebruik van fossiele energie tot CO2-uitstoot.
DELA heeft een actuele negatieve impact op het milieu door het energieverbruik binnen de eigen bedrijfsvoering. Dit verbruik betreft onder meer de crematoria, kantoor- en uitvaartlocaties en vervoer in eigen beheer. Volgens de Europese Energy Efficiency Directive worden wij beschouwd als een grootgebruiker van energie. Het grootste deel van deze impact is verbonden aan de uitvaartketen. Cremeren is een energie-intensief proces. Daarnaast speelt het energiegebruik van onze uitvaartlocaties waar wij uitvaarten organiseren een rol.
Beleggen
Om de materiële impacts van een beleggingsportefeuille vast te stellen beoordelen verzekeraars over het algemeen of zij bovengemiddeld veel beleggingen hebben in een bepaald land of een sector met materiële (veelal negatieve) impact. Deze beoordelingen worden voornamelijk door deskundigen gemaakt. Er is nog steeds weinig kwantitatieve data beschikbaar over ESG-aspecten, met uitzondering van CO2-data. Als DELA hebben we onze portefeuille, met het oog op risicospreiding en rendementseisen, zeer goed gespreid. Op basis van deze spreiding concluderen wij dat wij met onze beleggingen alleen een materiële impact en risico hebben op het thema klimaatverandering.
3. CO2-uitstoot beleggingen
Als wij de totale impact van de CO2-uitstoot van onze huidige beleggingsportefeuille beoordelen, zien wij dat deze per saldo negatief is. Het beleggen van de premies van onze verzekerden is essentieel voor ons bedrijfsmodel, zodat de premie laag gehouden kan worden en de uitkering bij overlijden gegarandeerd is.
4. Risico waardedaling beleggingsportefeuille
De waarde van onze beleggingsportefeuille kan minder hard groeien of zelfs dalen door klimaatverandering. Dit betreft een transitierisico. Dit duurzaamheidsrisico is onderdeel van het bestaande marktrisico en systeemrisico dat wij al beheren binnen onze beleggingsportefeuille. Dit risico is beoordeeld in de veerkrachtanalyse.
Veerkrachtanalyse
DELA voert jaarlijks een ORSA (Own Risk and Solvency Analysis) uit. Hierin wordt de veerkracht van de strategie en het businessmodel bepaald en voldoende bevonden wanneer de solvabiliteitspositie bestand is tegen de mogelijke impact van klimaatverandering. De veerkrachtanalyse richt zich op de eigen bedrijfsvoering van DELA, inclusief investeringen. De rest van de upstream- en downstreamwaardeketen is uitgesloten van de analyse. Voor de eigen bedrijfsactiviteiten zijn in voorgaande jaren in veerkrachtanalyses verschillende fysieke klimaatgevaren beschouwd, zoals overstromingsgevaar, temperatuurstijging c.q. -schommelingen en natuurrampen. Ook voor de beleggingsportefeuille is eerder een analyse uitgevoerd op het fysieke klimaatrisico voor de beleggingsportefeuille. Daarnaast zijn in eerdere veerkrachtanalyses ook transitierisico’s meegenomen, zoals de impact van veranderende wet- en regelgeving zoals verplichte verduurzaming van de bedrijfsvoering of een toename van sterfteverwachtingen als gevolg van temperatuurstijgingen. In de analyse wordt vastgesteld in hoeverre de bedrijfsactiviteiten blootgesteld kunnen zijn aan en gevoelig zijn voor deze klimaatgevaren. Mede op basis van de resultaten van eerdere analyses is in 2024 in de materialiteitsanalyse vastgesteld dat er voor DELA één materieel klimaatrisico bestaat, namelijk het risico op waardedaling van de beleggingsportefeuille.
In 2023 is een uitgebreide veerkrachtanalyse uitgevoerd op dit risico, waarbij gebruik gemaakt is van de klimaatscenario-dataset van ORTEC Finance. Er zijn geen materiële risico’s uitgesloten van deze analyse. Deze klimaatscenario-dataset maakt gebruik van verschillende inputs om de impact van klimaatverandering op financiële markten te modelleren. Dit maakt de set geschikt om het risico op waardedaling van de beleggingsportefeuille te bepalen. De belangrijkste krachten en drukfactoren die opgenomen zijn als input in de scenario’s zijn klimaatdata, macro-economische gegevens, beleidsinformatie en financiële gegevens. De scenario’s houden rekening met zowel transitierisico’s als fysieke risico’s. Hierbinnen zijn zowel de acute fysieke risico’s (bijvoorbeeld orkanen en overstromingen) als chronische fysieke risico’s (bijvoorbeeld warmere gemiddelde temperaturen en stijging van de zeespiegel) meegenomen. De belangrijkste beperkingen en uitsluitingen van de scenario’s zijn als volgt. Het transitierisico van gedragsveranderingen, zoals veranderingen in levensstijl (bijv. diëten met weinig vlees) of economische systemen (bijv. circulaire economie) zijn momenteel niet opgenomen in deze scenario's. De econometrische aanpak van de dataset betekent dat historische interacties tussen economische en financiële variabelen in het model worden verondersteld in de toekomst te blijven bestaan. De dataset omvat 4 klimaatscenario’s, die variëren van ambitieus klimaatbeleid (<1,5°C) tot beperkte of zelfs geen actie tegen klimaatverandering (>4°C).
- Net-Zero (NZ): Ambitieus beleid zorgt voor een koolstofvrije economie in 2050, waardoor de opwarming van de aarde beperkt blijft tot minder dan 1,5°C. De hoge klimaatambitie resulteert in een traject van hoge groei en lage emissies, waarmee de doelstellingen van het Akkoord van Parijs worden gehaald en de opwarming van de aarde tegen het einde van de eeuw wordt beperkt tot minder dan 1,5°C.
- Net-Zero Financial Crisis (NZFC): Dit is een gevoeligheid op het Net-Zero scenario, de overgang naar een emissiearme economie verloopt stroef. Met een schok op de financiële markten wordt de nieuwe werkelijkheid ingeprijsd.
- Limited Action (LA): In het Limited Action scenario nemen beleidsmakers gematigde stappen om klimaatverandering te beperken. De toezeggingen die zijn gemaakt in de landenafspraken van het klimaatakkoord (NDC’s) worden niet volledig nagekomen omdat beleidsacties te zwak en niet urgent genoeg zijn. Het scenario bereikt tegen het einde van de eeuw een temperatuurstijging van bijna 3°C.
- High Warming (HW): In dit scenario nemen beleidsmakers geen stappen om de toezeggingen die zijn gemaakt in de NDC’s na te komen. Dit is het meest extreme scenario waarbij de temperatuur stijgt naar 4,2 °C, welke ruim boven de gestelde doelen ligt. Op de financiële markten treden in dit scenario de grootste verliezen op.
Het Net-Zero scenario komt overeen met de beleidslijn die DELA volgt. Voor doorrekening van de scenario’s is gerekend met een tijdshorizon van 40 jaar. Dat betekent dat de door DELA gestelde doelen binnen deze tijdshorizon vallen.
De veerkrachtanalyse toont aan dat DELA met betrekking tot de beleggingsportefeuille bestand is tegen de meeste klimaatscenario’s. Alleen in het meest extreme scenario – waarin wereldwijd geen klimaatmitigatiemaatregelen worden genomen – daalt de solvabiliteit onder de wettelijke norm. Dit scenario wordt echter als onwaarschijnlijk beschouwd, gezien de huidige wereldwijde inspanningen om de temperatuurstijging te beperken. Risico’s doen zich niet gelijktijdig en overal voor. Door beleggingen te spreiden over industrieën en landen / continenten wordt voorkomen dat een risico de gehele portefeuille raakt. Daardoor draagt spreiding bij aan het mitigeren van de impact van risico’s. Achterblijvende beleggingsrendementen hebben weerslag op de premieontwikkeling voor onze polishouders. Onze strategie en ons businessmodel bieden volgens de doorrekening voldoende veerkracht tegen de risico’s van klimaatverandering.
In 2024 hebben wij een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd, waarbij wij de impact van een beleggingsverlies van 20% door klimaatverandering hebben doorgerekend. Het beleggingsverlies heeft een weerslag op de premieontwikkeling voor onze polishouders. De resultaten bevestigen dat onze solvabiliteit net boven de wettelijke norm blijft, wat aansluit bij eerdere analyses. Hierdoor is een vervroegde, volledige doorrekening niet nodig.
Op basis van de uitkomst van de analyse in 2023 en eerdere jaren, is besloten dat wij eens in de 3 jaar een uitgebreide analyse uitvoeren op de impact van klimaatscenario’s op de beleggingsresultaten, tenzij er significante wijzigingen hebben plaatsgevonden in richtlijnen vanuit de toezichthouder(s) of beschikbaarheid van data. DELA voert in de ORSA wel jaarlijkse een gevoeligheidsanalyse uit op tegenvallend beleggingsrendement en dat kan getriggerd worden door klimaatrisico’s.
Strategie
Onze strategie op dit thema richt zich op het verminderen van CO2-uitstoot en het verlagen van het energiegebruik in onze eigen bedrijfsvoering. Deze strategie kunnen wij uitvoeren binnen de kaders van het huidige businessmodel. DELA committeert zich aan de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs, waarbij wij onze broeikasgasemissies terugdringen naar netto-nul in 2050. Het Klimaatakkoord van Parijs is gebaseerd op uitgebreid wetenschappelijk onderzoek naar klimaatverandering, voornamelijk uitgevoerd door het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).
Hieronder volgt de verdere toelichting voor de uitwerking van dit thema eerst voor de eigen bedrijfsvoering en vervolgens voor beleggen.
Klimaatverandering eigen bedrijfsvoering
Beleid
In 2024 heeft DELA nog geen klimaatbeleid, dit wordt in 2025 vastgesteld en zal gelden voor zowel de eigen bedrijfsvoering als beleggen. Wij hebben ons afgelopen jaar gericht op het vaststellen van de doelen en het opstellen van het klimaattransitieplan voor onze eigen bedrijfsvoering.
Klimaattransitieplan
De uitvoering van deze strategie ligt voor de eigen bedrijfsvoering geborgd in het klimaattransitieplan, dat in 2024 voor het eerst is opgesteld. Het klimaattransitieplan zet concreet uiteen wat er nodig is om onze CO2-uitstoot succesvol terug te dringen in lijn met het akkoord van Parijs. Ons klimaattransitieplan is ingebed in onze organisatie. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de CFRO. De uitvoering van de maatregelen binnen het plan sluit aan bij onze bestaande governancestructuren. Het klimaattransitieplan en de bijbehorende maatregelen zijn verankerd in het bedrijfsplan, de jaarplannen van de verschillende afdelingen, het budget en de financiële meerjarenprognose. Als coöperatie zoeken wij altijd naar een balans tussen het bijdragen aan klimaatoplossingen en het betaalbaar houden van premies. In ons klimaattransitieplan hebben wij maatregelen zoveel mogelijk gekoppeld aan natuurlijke vervangmomenten. Zo voorkomen wij onnodige kosten door vervroegde afschrijvingen. Het klimaattransitieplan is goedgekeurd door de groepsdirectie en de rvc. Wij verwachten dat de maatregelen uit het klimaattransitieplan geen materiële impact hebben op onze medewerkers.
Het klimaattransitieplan richt zich op het reduceren van broeikasgasemissies in scope 1, 2 en 3 zoals gedefinieerd in het Greenhouse Gas (GHG) Protocol. In 2024 is het plan uitgewerkt in doelen, maatregelen en middelen voor wat betreft CO2-uitstoot in scope 1, 2 en de categorie ‘zakelijk reizen’ uit scope 3. Voor de overige categorieën uit scope 3 zullen in 2025 doelen, maatregelen en middelen worden uitgewerkt. In 2025 wordt het klimaattransitieplan dan ook met deze punten uitgebreid. Het klimaattransitieplan richt zich op de waardeketens van DELA voor zowel uitvaart als verzekeren in Nederland en België. In Duitsland is DELA alleen actief in de verzekeringsketen. De Duitse verzekeringsactiviteiten zijn niet intensief op het vlak van energiegebruik en CO2-uitstoot. Daarom zijn er op dit moment geen geplande maatregelen bepaald voor DELA Duitsland.
Gebouwen en crematieovens zijn de belangrijkste activa met significante locked-in broeikasgasemissies. De emissies zijn terug te dringen door gebouwen gasloos te maken en de gasovens te vervangen door elektrische ovens. In het klimaattransitieplan zijn deze activa allemaal opgenomen. DELA kent geen producten met potentiële locked-in broeikasgasemissies. Om ons klimaattransitieplan te laten slagen, hebben wij drie belangrijke decarbonisatiehefbomen vastgesteld:
1. Gasloos maken van gebouwen en crematieovens
Gebouwen en crematieovens verbruiken veel energie. Een gemiddelde gasoven gebruikt bijvoorbeeld 50m³ aardgas per crematie. Het vervangen van gasovens door elektrische crematieovens vermindert het energiegebruik met 80%. Tegelijkertijd neemt de CO2-uitstoot af met 100%, omdat we de stroom groen inkopen. Ons doel is verder om alle gebouwen in 2050 gasloos te maken door betere isolatie en een minimale energiebehoefte. Belangrijke uitdagingen om dit te realiseren zijn de beperkte beschikbaarheid van elektrische crematieovens en net-congestie bij zwaardere stroomaansluitingen. Wij kijken naar mitigerende maatregelen om het risico van net-congestie te beperken. Er blijft een afhankelijkheid van de (uitbreiding van de) capaciteit van het elektriciteitsnetwerk.
2. Locaties afstoten of clusteren
Een efficiënte vastgoedportefeuille is een belangrijke randvoorwaarde voor gasloze renovaties. Dit betekent dat wij op de juiste plekken de juiste panden hebben. De afgelopen twee jaar hebben wij diverse locaties in Nederland afgestoten. Verdere clustering kan leiden tot meer afstoting van panden. Daarnaast voeren wij met onze uitvaarthuizen in België per zone een locatiestrategie uit. Na clustering worden de overgebleven panden gerenoveerd. Voor de eerste zone, bestaande uit 5 locaties, is inmiddels de locatiestrategie vastgesteld.
3. Fossielvrij vervoer
Het vervangen van voertuigen op fossiele brandstof door elektrische voertuigen is onze huidige aanpak. Dankzij voldoende actieradius en laadmogelijkheden zijn elektrische voertuigen een haalbare oplossing. Dit geldt voor leasewagens (personen en pool), overbrengvervoer en ceremoniewagens in Nederland en België.

Het transitieplan houdt voorlopig geen rekening met nieuwe technologieën. Wel is alkalische hydrolyse (resomeren) een mogelijke aanvulling zodra de wetgeving in Nederland of België dit toestaat. Bovendien wordt bij een renovatie van een gebouw gekeken naar de dan geldende ‘best practice’ qua techniek, bijvoorbeeld op het gebied van koudemiddelen in warmtepompen. Er zijn geen Nature-based Solutions binnen het huidige klimaattransitieplan.
Elk kwartaal wordt de voortgang van de maatregelen in het klimaattransitieplan gemonitord. Ten minste eenmaal per jaar als onderdeel van de jaarplancyclus worden de geplande maatregelen voor het komende kalenderjaar opnieuw beoordeeld en aangevuld met geplande maatregelen voor het daaropvolgende jaar. Zo ligt er altijd een actueel plan van de voorgenomen maatregelen over een tijdshorizon van 5 jaar.
Doelen
In 2024 herijkten wij de CO2-doelen en scherpten wij ons plan aan om onze voetafdruk te reduceren, in lijn met het Klimaatakkoord van Parijs. DELA heeft de volgende doelen gesteld:
- 40% reductie CO2-uitstoot in 2030 ten opzichte van 2021
- 100% reductie CO2-uitstoot in 2050 ten opzichte van 2021 (inclusief maximaal 10% compensatie)
Het betreft een absoluut doel, gemeten als percentage van de emissies in het basisjaar. DELA stuurt op een absolute reductie van CO2-uitstoot inclusief toekomstige doelstellingen zoals eventuele groei van activiteiten.
Wij schatten in dat het huidige doel met bijbehorende maatregelen ook voldoende voortgang levert op het gebied van energie en hernieuwbare energie. Daarom hebben wij momenteel geen specifieke doelen vastgesteld voor het verlagen van het energiegebruik of de uitrol van hernieuwbare energie.
In 2024 zijn doelen voor de eigen bedrijfsvoering vastgesteld, voor wat betreft CO2-uitstoot in scope 1, 2 en zakelijk reizen uit scope 3 conform het GHG Protocol voor uitvaart en verzekeren voor alle landen waar DELA actief is. Dit doel betreft daarmee 100% van de uitstoot in scope 1 en 2 en 33% van de scope 3 uitstoot van de eigen bedrijfsvoering. Het betreft emissies in CO2eq, afkomstig van CO2 en HFK’s (koudemiddelen). In 2025 wordt de CO2-uitstoot upstream en downstream in de waardeketen toegevoegd aan de doelstelling (=GHG protocol overige scope 3 CO2-uitstoot). In het jaarverslag over 2023 zijn geen absolute doelen opgenomen voor het reduceren van CO2-uitstoot.
Voor het bepalen van de doelen op klimaatmitigatie heeft DELA de richtlijnen van de internationaal erkende SBTi gevolgd. Omdat er geen sectorale benchmark beschikbaar is, is gebruik gemaakt van SBTi als economiebreed scenario. SBTi schrijft een lineaire jaarlijkse afname van scope 1 en 2 CO2-uitstoot van 4,2% voor, voor de eerste vijf tot tien jaar. Dit doel wordt beschouwd als ‘wetenschappelijk onderbouwd’ in lijn met het beperken van opwarming van de aarde tot 1,5 °C in lijn met het Klimaatakkoord van Parijs. De gestelde doelen voldoen aan deze richtlijn (het DELA doel is een jaarlijkse lineaire vermindering van 4,4% per jaar). De doelen zijn niet ingediend ter toetsing bij het SBTi, omdat onze stakeholders hier niet om vragen en het wel een extra investering vraagt.
Voor onze doelen hanteren wij 2021 als referentiejaar. Dit doen wij omdat vanaf dat jaar meetgegevens beschikbaar zijn op groepsniveau, de CO2-uitstoot in 2021 een reëel beeld geeft van onze omvang na de overname van Yarden, en omdat de bedrijfsvoering minder beïnvloed was door de COVID-pandemie vergeleken met 2020. Onze doelen zijn gebaseerd op de marktgebaseerde CO2-uitstoot.
In onderstaande tabel worden de doelen kwantitatief weergegeven.
| x 1 ton CO2 equivalent | CO2-uitstoot 2021 | Doel 2030 | % | Doel 2050 | % |
|---|---|---|---|---|---|
| Nederland | 14.712 | 8.827 | -40% | 1.471 | -90% |
| België | 4.618 | 2.771 | -40% | 462 | -90% |
| Duitsland | 57 | 57 | 0% | 57 | 0% |
| DELA Groep | 19.387 | 11.655 | -40% | 1.990 | -90% |
In het klimaattransitieplan zijn de decarbonisatiehefbomen en concrete maatregelen vastgelegd om de doelen te bereiken. Met de maatregelen in het klimaattransitieplan wordt in de periode 2025 t/m 2029 naar verwachting 3.677 ton CO2-uitstoot reductie behaald. Hiervan is circa 2.748 ton besparing toe te schrijven aan maatregelen in Nederland en circa 929 ton besparing aan maatregelen in België. In onderstaande grafiek wordt de bijdrage aan de doelen per decarbonisatiehefboom weergegeven.
Met de geplande maatregelen voldoet DELA op groepsniveau ruimschoots aan het doel om in 2030 de CO2-uitstoot met 40% terug te dringen ten opzichte van het referentiejaar 2021.
Maatregelen en middelen
In het klimaattransitieplan hebben wij gedetailleerde maatregelen vastgelegd voor de periode 2025 tot en met 2029. Voor de periode tot 2050 is een minder gedetailleerde planning opgesteld, die echter wel aantoont dat alle maatregelen tegen 2050 gereed zullen zijn.
Wij maken in het plan onderscheid tussen korte en middellange termijn of lange termijn. Elk jaar stellen wij een gedetailleerde planning op voor de belangrijkste maatregelen van de komende vijf jaar, dus de korte en middellange termijn. Deze maatregelen worden uitvoerig uitgewerkt, terwijl de maatregelen voor de lange termijn op een hoger abstractieniveau worden beschreven. De planning wordt jaarlijks bijgewerkt en met een extra jaar verlengd, zodat wij altijd een vijfjarige horizon van gedetailleerde plannen behouden.
Maatregelen in 2024
In ons jaarverslag over 2023 zijn geen specifieke maatregelen benoemd die in 2024 uitgevoerd zouden worden. De belangrijkste maatregelen in 2024, die bijdragen aan het behalen van de beleidsdoelstelling en het doel waren:
| Land | Maatregel | Prognose CO2-reductie (ton CO2eq) |
|---|---|---|
| BE | Aankoop groene stroom | 500 |
| BE | Afstoten DBAY en Crematorium Hasselt | 508 |
| BE | Grootschalige renovaties locaties | 52 |
| BE | Afstoot locaties | 32 |
| NL | Afstoot locaties | 209 |
| BE | Vervangen fossiele bedrijfswagens naar elektrisch | 84 |
| NL | Vervangen fossiele overbrengwagens naar elektrisch | 15 |
| Totaal | 1.400 |
De maatregelen vallen binnen de decarbonisatiehefbomen zoals benoemd in het klimaattransitieplan en zijn uitgevoerd in Nederland en België. De maatregelen zijn allemaal gerealiseerd in 2024.
Maatregelen in 2025 en verder
De volgende maatregelen, die bijdragen aan het behalen van de beleidsdoelstelling en het doel, staan gepland voor uitvoering in 2025:
| Land | Maatregel | Decarbonisatiehefboom | Prognose CO2-reductie (ton CO2eq) |
|---|---|---|---|
| NL | Vervanging fossiele overbrengwagens naar elektrisch | Uitvaartvervoer | 60 |
| NL | Renovatie crematorium Heeze | Gebouwen en crematieovens | 328 |
| BE | Afstoot locaties | Gebouwen en crematieovens | 21 |
| BE | Renovatie locaties oplevering 2025 | Gebouwen en crematieovens | 42 |
| BE | Aankoop groene stroom kantoor Luik | Gebouwen en crematieovens | 38 |
| NL | Vervanging fossiele leasewagens naar elektrisch | Zakelijk vervoer | 164 |
| BE | Vervangen fossiele bedrijfswagens naar elektrisch | Zakelijk vervoer | 157 |
| Totaal | 810 |
Voor de periode 2026 tot en met 2029 staan de volgende maatregelen gepland:
| Land | Maatregel | Decarbonisatiehefboom | Prognose CO2-reductie (ton CO2eq) |
|---|---|---|---|
| NL | Vervanging fossiele overbrengwagens naar elektrisch | Uitvaartvervoer | 240 |
| NL | Renovatie locaties | Gebouwen en crematieovens | 1.107 |
| BE | Renovatie locaties | Gebouwen en crematieovens | 112 |
| BE | Afstoot locaties | Gebouwen en crematieovens | 65 |
| NL | Afstoot locaties | Gebouwen en crematieovens | 195 |
| NL | Vervanging fossiele leasewagens naar elektrisch | Zakelijk vervoer | 654 |
| BE | Vervangen fossiele bedrijfswagens naar elektrisch | Zakelijk vervoer | 362 |
| BE | Vervangen fossiele uitvaartvervoer naar elektrisch | Uitvaartvervoer | 131 |
| Totaal | 2.866 |
Benodigde investeringen
DELA is vooral in Nederland vroegtijdig begonnen met het CO2-neutraal maken van onze locaties, de leasevloot en de eerste pilots met betrekking tot het elektrificeren van het overbrengvervoer zijn inmiddels afgerond. De opgedane kennis en ervaring vormt de basis voor de inschatting van de benodigde financiële middelen. De duurzaamheidsmaatregelen worden zoveel mogelijk afgestemd op natuurlijke vervangmomenten. Dit voorkomt vervroegde afschrijvingen en maakt het proces kostenefficiënt.
Voor de periode 2025-2029 worden de totale (meer)investeringen geschat op € 39,2 miljoen. Deze investeringen vallen uiteen in vier hoofdonderdelen:
- (Des)Investeringen in locaties Nederland
Een bedrag van € 34,2 miljoen wordt begroot voor maatregelen gericht op crematoria en uitvaartcentra in Nederland. Deze omvatten investeringen in crematieovens, gebouwen en installaties. - (Des)Investeringen in locaties België
In België wordt netto € 1,8 miljoen begroot voor investeringen in gebouwen en installaties van uitvaartcentra. - Investeringen in het wagenpark Nederland
Voor het elektrificeren van het overbrengwagenpark in Nederland is € 1,9 miljoen begroot. - Investeringen in het wagenpark België
Voor de verduurzaming van het Belgische overbrengwagenpark wordt een meerinvestering van € 1,3 miljoen begroot.
Het eigen vastgoed (hoofdkantoren, crematoria en uitvaartcentra) wordt gezien als een belegging. De totale waarde van het eigen vastgoed in NL is ultimo 2023 circa 4% van de totale waarde van beleggingen. Komende vijf jaar is de verwachting dat er in Nederland € 34,2 miljoen geïnvesteerd moet worden voor renovaties. Deze kosten vallen onder de post beleggingslasten in de jaarrekening. De verwachting is dat de operationele uitgaven voor locaties gaan dalen door lager energieverbruik. Door deze daling kunnen de huurwaardes die doorgerekend worden aan het uitvaartbedrijf stijgen, waardoor er dekking is voor de investeringen. Voor het vastgoed en de renovaties in België wordt dezelfde grondslag aangehouden.
De investeringen worden volledig gefinancierd vanuit de eigen cashflow. Circa € 36 miljoen hiervan wordt gedragen door de entiteiten DCG BV en DELA Vastgoed BE, verantwoordelijk voor locaties en crematieovens in Nederland en België. De benodigde middelen worden verkregen uit huurinkomsten die de uitvaartverzorgingsentiteiten aan deze entiteiten betalen of interne financieringen. Voor de elektrificatie van het wagenpark maken wij gebruik van leaseconstructies, waardoor directe investeringen hierin niet nodig zijn. Met deze gerichte en financieel solide aanpak blijft DELA investeren in een CO2-neutrale toekomst en draagt zij bij aan een duurzame bedrijfsvoering binnen de kaders van haar klimaattransitieplan.
Resultaten
Energiegebruik
DELA wordt volgens de Europese Energy Efficiency Directive beschouwd als grootgebruiker van energie. Het grootste deel van het energiegebruik is verbonden aan de uitvaartketen. Ons energiegebruik komt voort uit het gebruik van aardgas, stookolie en elektriciteit op locaties en brandstofgebruik van uitvaartvervoer en personenwagens. Daarnaast is er sprake van eigen opwek van hernieuwbare energie. Onze strategie richt zich op het verminderen van ons gebruik van fossiele energie, waaronder aardgas, benzine en diesel. De onderstaande tabel vat ons totale energiegebruik in 2024 samen, gecategoriseerd naar brandstoftype.
| Energieverbruik in MWh | 2024 | 2023 |
|---|---|---|
| (1) Totaal verbruik fossiele energie | 45.806 | 51.342 |
| (2) Verbruik uit nucleaire bronnen | 0 | 0 |
| (3) Brandstofverbruik uit hernieuwbare bronnen incl biomassa (ook industrieel/gemeentelijk afval van biologische oorsprong), biobrandstof, biogas, waterstof uit hernieuwbare bronnen | 0 | 0 |
| (4) Verbruik ingekochte/verworven elektriciteit, warmte, stoom, koeling uit hernieuwbare bronnen | 15.289 | 11.352 |
| (5) Verbruik zelfopgewekte hernieuwbare energie | 311 | 271 |
| (6) Totaal verbruik hernieuwbare energie (berekend als som lijnen 3 t/m 5) | 15.601 | 11.624 |
| Totale energieverbruik (berekend als som lijnen 1, 2 en 6) | 61.407 | 62.965 |
Het gebruik van fossiele energie is met 5.535 MWh afgenomen in 2024 ten opzichte van 2023, dit komt overeen met een afname van 11%. Het totale energieverbruik is afgenomen met 1.559 MWh, dit komt overeen met een afname van 2%. Het gebruik van elektriciteit is toegenomen met 14%, dit komt overeen met de transitie die we hebben ingezet om het gebruik van fossiele brandstoffen af te bouwen en in te zetten op elektrificatie.
Scope 1, 2 en 3 CO2-uitstoot
Wij bepalen onze CO2-voetafdruk volgens de internationaal erkende standaard, het GHG-protocol (Greenhouse Gas Protocol), waarbij wij de ‘operational control approach’ volgen. Voor scope 1 en 2 is de grondslag voor het bepalen van hoeveelheden gemeten verbruikersdata. Waar dit niet mogelijk is, vullen wij dit aan met schattingen. Voor de marktgebaseerde emissiefactor van ingekochte elektriciteit (scope 2) baseren wij ons op het inkoopcontract met onze leveranciers. Als er geen geregistreerde garantie van oorsprong (GVO) beschikbaar is voor het elektriciteitsgebruik, hanteren wij de gemiddelde stroommix van het betreffende land (locatiegebaseerde emissiefactor). Dit geldt vooral voor elektriciteit die wij gebruiken om voertuigen op te laden. Een uitgebreid overzicht van gehanteerde uitgangspunten voor de CO2-uitstoot berekening is opgenomen in de bijlage grondslagen.
In 2024 hebben wij de berekening van de CO2-uitstoot in scope 3 (indirecte uitstoot door activiteiten van andere partijen in de keten) herzien voor een eenduidige afbakening en grotere betrouwbaarheid. In 2024 worden de volgende onderdelen niet meegenomen in de berekening als gevolg van deze herziening:
- Bezoekersvervoer (uitgesloten op basis van operationele grens, effect -13.000 ton);
- Uitvaartcatering in België (uitgesloten op basis van operationele grens, effect -3.900 ton);
- Grafstenen (uitgesloten op basis van operationele grens, effect -700 ton).
Als gevolg van deze herziening zijn toegevoegd aan de berekening:
- IT middelen (materieel op basis van omvang, effect +200 ton)
- Bedrijfskleding (materieel op basis van omvang, effect +300 ton)
- Afval (materieel op basis van omvang, effect +900 ton)
- Woonwerkverkeer (materieel op basis van omvang, effect +1.900 ton)
- Crematies op externe locaties (materieel op basis van omvang, effect +1.800 ton)
De resultaten van voorgaande jaren zijn aangepast op de herziene afbakening, zodat de vergelijking over de jaren zuiver blijft. Dit leidt ertoe dat de CO2-uitstoot in scope 3 over 2023 is aangepast van 24.332 ton naar 14.040 ton in de nieuwe berekening. In 2023 was al een aanpassing doorgevoerd voor de emissiefactor voor het bosgecompenseerde aardgas dat in Nederland wordt ingekocht. Tot 2023 werd bosgecompenseerd aardgas door DELA als CO2-neutraal gemodelleerd maar op grond van ontwikkelingen in de regelgeving en publieke consensus kent DELA sinds 2023 een uitstootfactor toe hiervoor. Omwille van vergelijkbaarheid van de resultaten over de jaren is het referentiejaar 2021 nu ook aangepast naar deze emissiefactor.
De onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van onze CO2-uitstoot weer.
| x 1 ton CO2 equivalent | 2024 | 2023 | % | 2021 |
|---|---|---|---|---|
| Bruto scope 1-emissie | 9.828 | 10.495 | -6% | 13.544 |
| Percentage scope 1 emissies van gereglementeerde emissiehandelsystemen (%) | 0% | 0% | 0% | |
| Bruto locatiegebaseerde scope 2-emissies | 4.163 | 3.763 | 11% | 6.133 |
| Bruto marktgebaseerde scope 2-emissies | 370 | 711 | -48% | 2.263 |
| Totaal bruto indirecte (scope 3) emissies | 13.685 | 14.040 | -3% | 16.046 |
| 1 Gekochte goederen en diensten | 6.462 | 6.672 | -3% | 7.657 |
| 3 Brandstof- en energieactiviteiten (niet opgenomen in scope 1 of scope 2) | 2.219 | 2.317 | -4% | 3.701 |
| 5 Afval geproduceerd bij activiteiten | 938 | 938 | 0% | 938 |
| 6 Zakelijk reisverkeer | 1.946 | 1.999 | -3% | 1.573 |
| 7 Woon-werkverkeer werknemers | 2.120 | 2.115 | 0% | 2.177 |
| Totale broeikasgasemissies exclusief investeringen | 27.677 | 28.298 | -2% | 35.724 |
| Totale broeikasgasemissies exclusief investeringen (marktgebaseerd) | 23.884 | 25.245 | -5% | 31.853 |
| 15 Investeringen | 1.285.620 | 1.146.110 | 12% | 800.748* |
| Totale broeikasgasemissies (locatiegebaseerd) | 1.313.297 | 1.174.408 | 12% | 836.472 |
| Totale broeikasgasemissies (marktgebaseerd) | 1.309.504 | 1.171.355 | 12% | 832.601 |
* Bij investeringen is sprake van een afwijkend basisjaar, namelijk 2019 in plaats van 2021.
Onze totale emissies voor de eigen bedrijfsvoering waren 5% lager dan vorig jaar en droegen bij aan een totale emissiereductie van 25% ten opzichte van het basisjaar. Onze emissies in scope 1 en 2 waren 9% lager dan vorig jaar en 35% lager ten opzichte van het basisjaar. Dit toont aan dat wij goed op weg zijn in het realiseren van onze middellange termijn reductiedoelen.
In 2024 is de CO2-uitstoot binnen scope 1 met 667 ton gedaald ten opzichte van 2023. De emissies binnen scope 2 zijn afgenomen met 341 ton. Voor de maatregelen met betrekking tot gebouwen en crematieovens zien wij in België dat alle geplande acties zijn uitgevoerd. Echter, de gerealiseerde besparing bleef achter bij de prognose: in plaats van de verwachte 1.092 ton werd een reductie van 799 ton bereikt. In Nederland is in dezelfde categorie een besparing van 633 ton gerealiseerd door een verminderd gebruik van fossiele brandstoffen. Tegelijkertijd heeft een toename in het gebruik van koudemiddelen geleid tot een stijging van 274 ton. Op het gebied van vervoer constateren wij zowel in Nederland als in België een toename in het gebruik van elektriciteit door een groter aandeel elektrische voertuigen. Tegelijkertijd is het totaal aantal gereden kilometers gestegen, wat heeft geleid tot een hogere consumptie van fossiele brandstoffen. Hierdoor wijkt de gerealiseerde besparing af van de prognose: in plaats van de verwachte reductie van 99 ton, is er een netto toename van 208 ton. In 2025 gaan wij vervolgstappen zetten op het inrichten van tussentijdse sturing op de CO2-uitstoot, zodat wij ook tussentijds de uitstoot kunnen monitoren en eventueel hierop kunnen bijsturen.
Een nadere toelichting op de resultaten van scope 3.15 investeringen is opgenomen in de resultaten onder klimaatverandering beleggen.
CO2-intensiteit
De CO2-intensiteit, dat wil zeggen de CO2-uitstoot gedeeld door de netto opbrengsten, staat in onderstaande tabel.
| CO2-intensiteit (ton CO2/miljoen €) | 2024 | 2023 | % |
|---|---|---|---|
| Broeikasgasemissies (locatiegebaseerd) per netto-opbrengst totaal | 854 | 921 | -7% |
| Broeikasgasemissies (marktgebaseerd) per netto-opbrengst totaal | 852 | 919 | -7% |
De CO2-intensiteit is gedaald met 7% ten opzichte van 2023. Voor berekening van de totale CO2-intensiteit zijn de totale geconsolideerde opbrengsten zoals vermeld in de jaarrekening aangehouden.
Klimaatverandering beleggingen
In onze materialiteitsanalyse is de negatieve impact op klimaatmitigatie door CO2-uitstoot van onze beleggingen en het risico dat de waarde van de beleggingsportefeuille daalt als gevolg van klimaatverandering geïdentificeerd.
Beleid
Wij hebben als doel om met onze beleggingen een zo goed mogelijk rendement te behalen tegen acceptabele risico’s om de continuïteit van DELA te waarborgen. Dit is beschreven in ons beleggingsbeleid. Wij hebben daarnaast ook aandacht voor duurzaamheid. Daarom hebben wij een maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid (MVB-beleid) als integraal onderdeel van het beleggingsbeleid. Het beleggingsbeleid en MVB-beleid zijn van toepassing op de gehele beleggingsportefeuille. Het beleggingsbeleid en MVB-beleid zijn goedgekeurd door de groepsdirectie en de rvc.
Wij richten ons in het MVB-beleid vooral op het minimaliseren van negatieve effecten. Daarnaast investeren wij waar mogelijk in projecten met positieve impact, denk hierbij aan zorgvastgoed en bosbouw. De publieke mening over wat acceptabele investeringen zijn, verandert ook in de tijd. Neem bijvoorbeeld de discussie over beleggen in fossiele brandstoffen en defensie/wapens. Wij volgen deze ontwikkelingen op de voet en passen ons beleid indien nodig aan.
Wet- en regelgeving vormt de basis voor maatschappelijk verantwoord beleggen. Sinds 2015 onderschrijven wij de Principles for Responsible Investment (PRI). DELA kan meer impact maken door samen te werken met andere grote beleggers. Daarom voeren wij een continue dialoog, onder andere met het Verbond van Verzekeraars. In de uitvoering van ons beleggingsbeleid houden wij ook rekening met de standaarden vanuit de Verenigde Naties zoals Global Compact Principles en Guiding Principles, maar ook de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de Duurzame ontwikkelingsdoelen (ook wel Sustainable Development Goals- SDGs genaamd). Door onderschrijving van deze standaarden verwachten wij van de bedrijven waarin wij beleggen dat zij hun activiteiten en strategieën in lijn te brengen met tien universeel aangenomen principes op het gebied van mensenrechten, arbeid, milieu en anti- corruptie.
Via onze website communiceren wij met polishouders en andere geïnteresseerden over ons MVB-beleid. Wij bieden zowel een samenvatting als het volledige beleid aan, aangevuld met diverse links en documenten met achtergrondinformatie over de codes en principes die DELA onderschrijft. Op de website zijn ook onze UN PRI-rapporten, de actuele uitsluitingenlijst, ons stembeleid en onze periodieke stem- en engagementrapportages te vinden. Met nieuwsbrieven en publicaties houden wij onze leden regelmatig op de hoogte van uiteenlopende onderwerpen, waaronder MVB.
Ook communiceren wij met de betrokken vermogensbeheerders eventuele veranderingen in het beleid. In geval van een nieuwe vermogensbeheerder wordt er met deze vermogensbeheerder gesproken over de beleggingsovertuigingen die DELA heeft, en wordt er gekeken hoe deze beleggingsovertuigingen terugkomen in het proces van de vermogensbeheerder. De vermogensbeheerder wordt alleen geselecteerd als deze in lijn ligt met onze verwachtingen.
Doelen
Voor onze beleggingsdoelen op gebied van CO2-uitstoot volgen wij de richtlijnen van het Klimaatakkoord van Parijs en de Nederlandse Klimaatwet. In 2019 heeft Nederland deze wet aangenomen, waarin staat dat de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 49% moet zijn verminderd ten opzichte van 1990, en in 2050 zelfs met 95%.
Wij streven daarom naar een reductie van 50% CO2-uitstoot per miljoen geïnvesteerd vermogen in 2030 ten opzichte van 2019 en een nettonul-uitstoot in 2050. Dit betreft de CO2-uitstoot scope 1 en 2 van de overheden en bedrijven waarin is geïnvesteerd. De intensiteit van de CO2-uitstoot van onze beleggingen in 2019 was 127,8. Het betreft een intensiteitsdoel zodat wordt gecorrigeerd voor de verwachte groei van de portefeuille. De eenheden zijn CO2e-uitstoot en CO2e/€Miljoen geïnvesteerd. Vanwege een verwachte groei van de portefeuille in 2030 naar circa € 14 miljard bedraagt de prognose van de absolute CO2-uitstoot 888.014 ton. Stakeholders zijn niet betrokken geweest bij het vaststellen van deze doelen.
Maatregelen
Het risico van een mogelijke waardedaling van onze beleggingen door klimaatverandering is onderdeel van het bestaande marktrisico dat wij al beheren binnen onze beleggingsportefeuille. Periodiek wordt er een ALM-studie uitgevoerd om te toetsen of het beleggingsbeleid nog passend is. De resultaten van de studie in 2024 leidden tot een beperkte aanpassing van de strategische asset allocatie. Meer uitgebreide informatie over ons risicomanagementsysteem, zie hiervoor de paragraaf ‘risicomanagement’ in het verslag groepsdirectie en ‘risicoparagraaf’ in de jaarrekening.
Voor onze beleggingen hebben wij verschillende decarbonisatiehefbomen vastgesteld om de CO2-uitstoot te verminderen. Dit doen wij door zorgvuldig managers te selecteren en te monitoren, ons stemrecht en engagement actief in te zetten, bepaalde bedrijven uit te sluiten en te beleggen met positieve impact. Er is geen prognose van de bijdrage per hefboom aan het doel. Verder monitoren wij jaarlijks onze resultaten ten opzichte van onze doelen. Voor uitvoering van het plan voor CO2-reductie binnen de beleggingen worden geen significante investeringen voorzien.
Selectie en monitoring managers
Wij beleggen voornamelijk via externe vermogensbeheerders. Voor onze liquide portefeuille werken wij voornamelijk met mandaten. Externe vermogensbeheerders opereren binnen ons beleid, maar voegen vaak ook hun eigen aanvullende principes toe. Op deze manier realiseren wij een evenwichtige aanpak die rendement combineert met verantwoordelijkheid. Onze illiquide beleggingen lopen via fondsen. Bij de selectie van nieuwe fondsen zorgen wij via screening dat ze aansluiten bij onze beleggingsovertuigingen en voldoen aan onze duurzaamheidscriteria. In geval van significante aanpassingen in ons beleid dan beoordelen wij of de bestaande afspraken nog in lijn zijn.
Met enkele vermogensbeheerders hebben wij afzonderlijke aanvullende doelstellingen afgesproken. Een voorbeeld hiervan is 50% minder uitstoot dan de benchmark voor passieve aandelenmandaten.
Uitsluitingen
Wij sluiten ons aan bij EU/UN/NL sanctiewetgeving en vullen deze uitsluitingen aan met onze eigen uitgangspunten. Sanctiewetgeving raakt de hele beleggingsportefeuille. Bedrijven en landen die internationale wetgeving, sancties en richtlijnen op het gebied van duurzaamheid schenden, sluiten wij uit. Wij beleggen niet in bedrijven die betrokken zijn bij de ontwikkeling, productie of onderhoud van alle soorten controversiële wapens.
Bedrijven die een substantieel deel van hun omzet halen uit de volgende sectoren sluiten wij eveneens uit, omdat wij van mening zijn dat beleggen in deze sectoren een netto negatieve impact heeft op het milieu, de maatschappij en/of goed ondernemingsbestuur. Deze bedrijven worden uitgesloten als ze >25% van hun omzet uit de volgende sectoren halen:
- Teerzanden
- Kolen
- Schalie-energie
- Olie- en gaswinning op de Noordpool
- Tabak, bont & speciaal leer
- Roofzuchtige leningen
- Aanvalswapens voor particulieren
- Recreatieve cannabis
- Gokken
Voor de uitsluitingen wordt gebruik gemaakt van de rapportages van onze serviceprovider. Zij screenen ons universum op de door ons aangegeven sectoren en landen en rapporteren vervolgens welke bedrijven er uitgesloten moeten worden. Vervolgens voeren wij gesprekken met externe vermogensbeheerders om te kijken of deze lijst compleet en juist is en maken wij de uitsluitingenlijst definitief.
Eind 2024 sluiten wij 734 bedrijven en 35 overheden/landen uit. Hiervan zijn 437 bedrijven uitgesloten vanwege sectorbetrokkenheid, 95 bedrijven vanwege betrokkenheid in controversiële wapens, en 202 bedrijven vanwege schending van de UN Global Compact Principles. 69 van de uitgesloten bedrijven staan op de lijst vanwege schending van de klimaatgerelateerde principles 7 t/m 9 van de UN Global Compact Principles.
Engagement
Wij voeren een dialoog met bedrijven waarin wij beleggen om invloed uit te oefenen hoe zij met duurzaamheid omgaan, verbeteringen op het gebied van duurzaamheid door laten voeren en duurzaamheidsrisico’s mitigeren. Dit betreft niet uitsluitend CO2-reductie maar ook andere ESG-thema’s zoals milieuzorg, mensenrechten, arbeidsomstandigheden en bedrijfsethiek.
Voor de uitvoer van ons engagement- en stembeleid werken wij samen met een professionele partij. Deze partij is geselecteerd, omdat hun werkwijze en doelstellingen aansluiten bij onze doelstellingen. Jaarlijks stellen zij nieuwe engagementprioriteiten vast. Ook wordt bepaald hoe er zal worden gestemd op de jaarlijkse algemene vergaderingen van aandeelhouders en hoe er wordt samengewerkt met andere investeerders of stakeholders. Deze prioriteiten worden in nauw overleg met ons en hun andere klanten bepaald.
Door engagement en het stemmen (proxy voting) uit te besteden aan een professionele partij, wordt het belegd vermogen van meerdere (institutionele) beleggers samengevoegd. Het groter collectief belegd vermogen wordt ingezet bij engagementtrajecten. Door de krachten te bundelen, kunnen wij nog meer een echte vuist maken. Deze vuist is nodig zodat ondernemingen gestimuleerd worden om in hun bedrijfsvoering op een goede manier om te gaan met de samenleving en het milieu.
In onze fondsbeleggingen gaan wij de dialoog aan met de vermogensbeheerders op verschillende duurzaamheidsaspecten in de portefeuille. In de selectie van een fonds is het dan ook van belang dat wij de mogelijkheid krijgen om onze stem te laten horen. Bij de fondsbeleggingen zorgen onze eigen portefeuillemanagers voor aanwezigheid bij belangrijke vergaderingen, het inbrengen van onderwerpen op de agenda en het laten horen van onze stem.
Aanvullend gebruiken wij voor de vastgoedfondsen de Global Real Estate Sustainability Benchmark (GRESB). Dit is een onafhankelijke benchmark die van vastgoedfondsen en -portefeuilles wereldwijd beoordeelt en vergelijkt op hun duurzaamheidsprestaties. Deze prestaties worden jaarlijks gepubliceerd en gebruiken wij om te kijken of er aandachtspunten zijn in de dialoog met de vastgoedfondsen.
De resultaten van de dialogen die wij met bedrijven voeren, wegen mee in onze beslissingen om in een onderneming te (blijven) investeren. Hierbij houden wij rekening met factoren zoals het verwachte rendement, de publieke opinie, de onderwerpen van de dialoog en de voortgang die bedrijven daarop boeken.
Uitoefening van stemrecht
Wij brengen indien mogelijk aandeelhoudersvergaderingen van de bedrijven in onze beleggingsportefeuille onze stem uit. Een actief stembeleid maakt onderdeel uit van de dialoog die met de betreffende ondernemingen wordt gevoerd. Voor het stemmen op het thema klimaatverandering volgen wij het beleid van de specialistische partij die voor ons ook het engagement verzorgt. Op enkele andere ESG-gerelateerde onderdelen zoals bezoldiging van bestuurders en bestuurszaken hebben wij een afwijkend stembeleid. Deze afwijkingen worden door deze specialist meegenomen bij uitvoering van het stembeleid. Bij fondsen maken wij waar mogelijk ook gebruik van ons stemrecht bij algemene vergaderingen.
Beleggen met een positieve impact
Wij beleggen als wij kansen zien in specifieke duurzame beleggingen of fondsen die een positieve impact hebben op mens, maatschappij of milieu. Dit is tot op heden slechts zeer beperkt. In 2025 onderzoeken wij of DELA haar beleggingen met positieve impact zou kunnen vergroten.
Resultaten
De emissie-intensiteit* over 2024 bedraagt 140 ton CO2 per miljoen geïnvesteerde euro’s. Dit is een stijging van 9,4% ten opzichte van 2019 en 1,3% ten opzichte van 2023.
| 2024 | 2023 | 2019 | ||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Beheerd vermogen (x € 1.000) |
Dekking | Intensiteit* | PCAF-score | Dekking | Intensiteit* | Verschil 2024 t.o.v. 2023 | Dekking | Intensiteit* | Verschil 2024 t.o.v. 2019 | |
| Beursgenoteerde aandelen | 2.156.410 | 100% | 43 | 2,1 | 100% | 49 | -12,2% | 100% | 123 | -65,0% |
| Bedrijfsobligaties | 1.376.203 | 86% | 89 | 2,8 | 84% | 116 | -23,3% | 80% | 163 | -45,6% |
| Vastgoed | 1.948.378 | 83% | 6 | 2,0 | 78% | 5 | 22,7% | 41% | 8 | -24,4% |
| Hypotheken | 550.125 | 75% | 10 | 2,0 | 73% | 11 | -3,2% | 0,0% | 11 | -3,2% |
| Staatobligaties | 1.539.138 | 100% | 206 | 4,0 | 100% | 184 | 12,3% | 100% | 308 | -32,9% |
| Onderhandse leningen | 73.263 | 17% | 279 | 2,0 | 0% | 279 | 0,0% | - | - | - |
| Infrastructuur | 1.163.531 | 99% | 613 | 2,0 | 98% | 572 | 7,2% | 98% | 164 | 273,7% |
| Bosbouw | 48.048 | 100% | 0 | 2,0 | - | - | - | - | - | - |
| Landbouw | 284.568 | 88% | 4 | 2,0 | 94% | 5 | -22,6% | - | - | - |
| Overig | 53.951 | 100% | 0 | 5,0 | 100% | 0 | 0,0% | 100% | 0 | - |
| Totaal | 9.193.614 | 92% | 140 | 2,3 | 91% | 138 | 1,3% | 79% | 128 | 9,4% |
* Emissie-intensiteit = ton CO2-uitstoot per geïnvesteerde miljoen euro.
Het percentage dekking geeft het deel van de geïnvesteerde beleggingen weer waarvoor gemeten emissiedata beschikbaar is. Voor de berekening van de emissie-intensiteit is een schatting gemaakt van de totale CO2-uitstoot om tot een accurate waarde te komen. De databetrouwbaarheid is gebaseerd op de PCAF-datakwaliteitsbeoordelingsmethode. Dit geeft een indicatie van de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de gerapporteerde CO2-uitstoot, waarbij één de hoogste kwaliteit vertegenwoordigt en vijf de laagste.
Sinds 2019 is de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van data over de CO2-uitstoot van bedrijven en overheden waarin wij beleggen toegenomen. In 2024 hebben wij extra inspanningen verricht om de CO2-uitstoot van onze portefeuille en de portefeuilles van 2019 (het basisjaar) en 2023 goed in beeld te krijgen. Historische data, met name voor niet-beursgenoteerde categorieën zoals hypotheken en infrastructuur, blijft echter beperkt of moeilijk herleidbaar.
De stijging van de emissie-intensiteit ten opzichte van het basisjaar 2019 wordt vrijwel volledig verklaard door de gewijzigde beleggingsportefeuille: Ultimo 2024 beleggen wij aanzienlijk meer in de beleggingscategorieën onderhandse leningen, bosbouw, landbouw, vastgoed en infrastructuur. Met name deze laatste categorie kent een hoge emissie-intensiteit. Dit wordt geaccepteerd omdat uit de recente ALM-studie is gebleken dat dit op basis van risico/rendements-doelstellingen voor DELA een geschikte beleggingscategorie is. Vanzelfsprekend spannen wij ons in om ook in deze beleggingscategorie via de eerdergenoemde instrumenten een CO2-reductie te realiseren. Ook hebben wij de mogelijkheid beleggingen te verkopen mocht dit onvoldoende slagen in de verdere toekomst.
In onze dialoog met bedrijven (engagement) hebben wij in 2024 214 bedrijven binnen de aandelen- en bedrijfsobligatieportefeuille aangesproken op onderwerpen gerelateerd aan klimaatverandering. Wij hebben onder andere ‘net zero’-strategieën van bedrijven, emissiemanagement en het lobbyen rondom klimaatverandering aan de orde gesteld. Het engagement in 2024 is doorgegaan op de focus rondom de praktische implementatie van de energietransitie en decarbonisatie. Dit heeft 31 keer tot resultaat geleid. Een voorbeeld van engagement op klimaatverandering was bij een multinationale autofabrikant. De onderneming heeft stappen gezet ten aanzien van klimaatlobbyen.
Op de agenda van aandeelhoudersvergaderingen stonden er 82 voorstellen met betrekking tot klimaat op de agenda waarbij wij ons stemrecht konden uitoefenen. Wij hebben hier 62 keer tegen gestemd en 20 keer voor. Zo hebben wij bijvoorbeeld een aandeelhoudersresolutie bij een groot Amerikaans bedrijf in sportkleding gesteund die vroeg om een duidelijke strategie voor het adresseren van klimaatverandering en meer transparantie van het bedrijf als het gaat om het rapporteren van de impact van hun bedrijfsactiviteiten op het klimaat. In totaal hebben wij op 1572 aandeelhoudersvergaderingen ons stemrecht uitgeoefend waar wij op 18.419 items hebben gestemd.
In 2025 gaan wij vervolgstappen zetten in het verbeteren van de monitoring van de CO2-uitstoot, het verkrijgen van een meer nauwkeurig beeld van de uitstoot binnen onze huidige portefeuille en die van 2019 (het basisjaar) en sturing op de emissie-intensiteit inrichten. Ook worden de doelen, tussentijdse mijlpalen en maatregelen op gebied van duurzaam beleggen als onderdeel van het klimaattransitieplan voor scope 3 herijkt.
Duurzaam materiaalgebruik
Grondstoffen zijn waardevol en daarom wil DELA hier zorgvuldig mee omgaan. Wij gebruiken met name in de uitvaartketen diverse producten, en daarmee grondstoffen, ten behoeve van de dienstverlening aan onze nabestaanden en gasten. In de verzekeringsketen gebruiken wij vooral papier. Er is geen sprake van materiële materiaaluitstromen, waardoor wij de beginselen van de circulaire economie slechts beperkt kunnen toepassen. Daarom richten wij ons op minder materiaalgebruik, de inkoop van duurzame materialen en het scheiden van afval.
Impacts, risico's en kansen
In onze dubbele materialiteitsanalyse zijn twee materiële impacts geïdentificeerd op dit thema.
- Negatieve impact op het milieu door inkoop van producten die worden gebruikt en verbruikt in de dienstverlening van DELA. Veel van de gebruikte materialen zijn van natuurlijke oorsprong zoals hout, papier, bloemen, wol en katoen.
- Negatieve impact op het milieu die voortkomt uit de productie en uitstroom van afval doordat eindige grondstoffen vernietigd worden of niet nuttig gebruikt worden. Betreft ook gevaarlijk afval, bestaande uit medisch afval en vliegas uit filterinstallaties, dat gerelateerd is aan de uitvaartketen.
De impacts op het milieu hebben wij vanuit drie aspecten beoordeeld. Wij hebben allereerst gekeken naar het type producten dat wij gebruiken, verbruiken of aanbieden in onze dienstverlening en of dit type producten ernstige negatieve impact op het milieu kan veroorzaken. Ook hebben wij de omvang van materiële materiaalstromen in kaart gebracht als belangrijke indicator van de negatieve impact op het milieu. En tenslotte hebben wij gekeken naar de belangen van onze stakeholders. Bij deze analyse hebben wij interne experts en een externe partij met specifieke kennis van de hout- en papierindustrie, de kledingindustrie en de bloementeelt buiten de EU geconsulteerd. Wij hebben geen consultaties georganiseerd met getroffen gemeenschappen.
Onze materiële materiaalstromen zijn uitvaartkisten, papier, rouwboeketten/rouwstukken, bedrijfskleding en afval. Op basis van onze uitgaven en een inschatting van het gewicht aan materiaalinstromen hebben wij geconcludeerd dat uitvaartkisten en papier omvangrijk zijn en vanuit die optiek de grootste negatieve impact hebben op het milieu. Voor onze stakeholders zijn ook rouwboeketten/rouwstukken van belang. Uit het nationaal onderzoek naar de dood van mei 2024 bleek dat 55% van de respondenten duurzame mogelijkheden verwacht bij hun afscheidsceremonie. Naast de wens om duurzame keuzes te maken over wat er met je lichaam gebeurt na overlijden, de kistkeuze en de locatie van de afscheidsceremonie, wil 10% van de respondenten ook graag duurzame keuzes maken ten aanzien van bloemen. Door op deze wens in te spelen, kunnen wij onze klanten aanmoedigen tot duurzamere keuzes en het consumentengedrag in bredere zin beïnvloeden. Daarnaast willen wij zelf de bedrijfskleding van onze medewerkers van uitvaart verduurzamen. Voor de materiaaluitstroom van afval is gekeken naar de omvang van de afvalstroom en de mate waarin het afval gescheiden wordt.
Wij hebben ook de financiële materialiteit beoordeeld door te kijken naar de vervangbaarheid van de producten die wij gebruiken en verbruiken. Onze conclusie is dat er voldoende alternatieven zijn om het risico van een verminderd aanbod of hogere prijzen te ondervangen. Ook zien wij geen materiële kansen rondom duurzaam materiaalgebruik.
Wij zijn betrokken bij deze materiële negatieve impact via onze leveranciers. Zij maken de producten ten behoeve van onze dienstverlening en verwerken ons afval.
Beleid
Wij streven ernaar om minder materiaal en duurzamer materiaal te gebruiken en verbruiken in onze dienstverlening en ons restafval te reduceren. DELA heeft nog geen specifiek beleid vastgesteld om de negatieve impacts op het milieu die voortkomen uit materiaalinstromen en afval te beheersen. Tot op heden is een dergelijk beleid niet opgesteld, omdat duurzaam materiaalgebruik (incl. afval) onderdeel was van het bredere MVO beleid en wij ons in 2024 hebben gericht op het vaststellen van de materiële materiaalstromen en het bepalen van de doelen voor deze stromen. In 2025 stellen wij het beleid voor duurzaam materiaalgebruik vast.
Doelen
Wij hebben de volgende doelen gesteld voor de materiële materiaalinstromen en afval:
| Materiaalinstromen | Doel 2030 | Reikwijdte |
|---|---|---|
| Uitvaartkisten | Aandeel 100% FSC (of vergelijkbaar) gecertificeerde houten uitvaartkist of duurzamer alternatief: 90% van de uitvaartkisten van DELA uitvaarten (relatief doel) Aandeel duurzamer alternatief dan 100% FSC (of vergelijkbaar) gecertificeerde houten uitvaartkist: 30% van de uitvaartkisten van DELA uitvaarten (relatief doel) |
NL, BE |
| Papier | Materiaalinstroom papier: maximaal 150.000 kilo (absoluut doel). Dit omvat papier voor o.a. klantcommunicatie, rouwdrukwerk, printpapier ledenmagazine De Kroniek en handelsdrukwerk | NL, BE |
| Bedrijfskleding | Aandeel duurzaam ingekocht textiel: 100% (relatief doel) Ontwikkelen gedegen end-of-life programma (kwalitatief doel) |
NL, BE |
| Afval | Percentage restafval: maximaal 50% (relatief doel) | NL |
Voor uitvaartkisten streven wij ernaar om hout te gebruiken dat FSC of vergelijkbaar gecertificeerd is. Parallel daaraan zoeken wij naar innovatieve oplossingen om nabestaanden een duurzamer alternatief te bieden. Wij stellen daarom een doel dat gericht is op deze twee pijlers. Ons doel berekenen wij op basis van het aantal uitvaartkisten dat voldoet aan het criterium dat het hout van de uitvaartkist FSC of vergelijkbaar gecertificeerd is of dat de uitvaartkist vervaardigd is van een duurzamer alternatief materiaal. Onder vergelijkbaar gecertificeerd verstaan wij op dit moment enkel de PEFC certificering. Onder duurzamer alternatief verstaan wij op dit moment uitvaartkisten van ecoboard, vervaardigd met een duurzame lijmsoort of uitvaartkisten van mycelium. Wij stellen daarnaast tot doel een significant aandeel van duurzame alternatieven van 30% te realiseren. Wij verwachten namelijk dat het aanbod van duurzamere alternatieven in de komende jaren zal toenemen door productinnovaties. Dit doel onderstreept het belang daarvan. De uitdaging is om duurzame alternatieven samen met onze leveranciers en hun toeleveranciers te ontwikkelen, zodat deze aansluiten bij de wensen van nabestaanden. Ook is van belang dat prijs en aanbod in redelijke mate vergelijkbaar worden met ons bestaande assortiment aan uitvaartkisten.
Voor rouwboeketten/rouwstukken hebben wij nog geen doelen vastgesteld, omdat wij eerst willen onderzoeken of passende alternatieven beschikbaar zijn binnen onze herdenkingsrituelen.
Voor papier is het absolute doel om het verbruik aan papier te beperken tot 150.000 kilogram gericht op reductie van printgebruik, digitalisering van rouwdrukwerk en digitalisering van klant- en ledencommunicatie specifiek in Nederland.
Voor bedrijfskleding streven wij naar 100% duurzame inkoop van textiel. Wij berekenen het percentage duurzaam ingekocht textiel op basis van het gewicht aan duurzaam ingekocht textiel ten opzichte van het totale gewicht aan ingekocht textiel. Onder duurzame inkoop van textiel verstaan wij textiel waarvoor aantoonbaar een geldig duurzaamheidscertificaat beschikbaar is. Hierbij maken wij geen onderscheid naar biologische en niet-biologische materialen. Zo beschouwen wij bijvoorbeeld recycled polyamide dat voldoet aan de Global Recycled Standard als duurzaam ingekocht textiel. Voor het ontwikkelen van een gedegen end-of-life programma voor bedrijfskleding hebben wij nog geen criteria vastgesteld.
In algemene zin laten wij bij de doelen het verpakkingsmateriaal buiten beschouwing. Voor België hebben wij nog geen doelen gesteld voor afval en nog niet voor papier benodigd voor klantcommunicatie. Dit is vanwege het ontbreken van geaggregeerde data. De onderliggende reden hiervoor is dat de inkoopfunctie bij Belgische uitvaartcentra voor deze categorieën decentraal belegd is. Wij stellen voor België het doel voor papier in 2025 vast en het doel voor restafval in 2026. Duitsland laten wij bij het stellen van de doelen buiten beschouwing, omdat het materiaalgebruik daar zeer beperkt is. Ook laten wij bij het stellen van de doelen voor de materiële materiaalinstromen het verpakkingsmateriaal buiten beschouwing.
Ons doel om restafval te reduceren in Nederland is erop gericht meer afval te scheiden en zo recycling te bevorderen. Het percentage berekenen wij op basis van het totaal aan niet-gevaarlijk afval dat niet gescheiden wordt ingezameld. Het doel is maximaal 50% restafval. Gevaarlijk afval (medisch afval bij de laatste verzorging van overledenen en vliegas uit filterinstallaties van crematoria) zamelen wij volgens de geldende wet- en regelgeving gescheiden in en deze afvalstromen laten wij daarom voor het doel om meer afval te scheiden buiten beschouwing. Het gestelde doel voor niet-gevaarlijk afval heeft betrekking op niveau C van de afvalhiërarchie. Voor gevaarlijk afval stellen wij geen doel.

In de uitvaartketen kunnen wij de beginselen van de circulaire economie slechts beperkt toepassen. Om die reden hebben wij geen doelen gesteld gericht op toename van circulair productontwerp, het aandeel circulair materiaalgebruik (CMUR), duurzaam gebruik (volgens het cascaderingsbeginsel) van hernieuwbare grondstoffen of andere thema’s rondom materiaalgebruik of circulaire economie.
Wij richten ons primair op de inkoop van duurzame materialen. De beginselen van de circulaire economie die tot uitdrukking komen in de door ons gestelde doelen, zijn als volgt:
- Voor uitvaartkisten verkiezen wij secundaire materialen zoals ecoboard (mits vervaardigd met duurzame lijm) boven primaire materialen (zoals FSC of vergelijkbaar gecertificeerd hout);
- Voor niet-digitale rouwkaarten gebruiken wij bij voorkeur secundair materiaal (FSC-recyclet papier);
- Voor bedrijfskleding zetten wij voor 2030 een gedegen end-of-life programma op;
- Afvalbeheer is erop gericht meer afval te scheiden en zo recycling te bevorderen.
Geen van de gestelde doelen zijn verplicht, dat wil zeggen, zijn niet bij wet voorgeschreven. Voor het vaststellen van de doelen hebben wij geen wetenschappelijke methodologieën of significante aannames gebruikt. Er is geen relatie tussen de gestelde doelen en beleidsdoelstellingen, omdat wij nog geen beleid hebben vastgesteld rondom duurzaam materiaalgebruik.
Wij bespreken in 2025 met onze stakeholders het belang van duurzaam materiaalgebruik en de bijbehorende doelen. Wij streven naar een gezamenlijke aanpak om de doelen te verwezenlijken. Wij verwachten dat wij de gestelde doelen bij de uitwerking van het transitieplan voor duurzaam materiaalgebruik verder zullen aanscherpen.
Maatregelen en middelen
In 2025 stellen wij een transitieplan voor duurzaam materiaalgebruik op met maatregelen, de verwachte uitkomsten, en de wijze waarop de uitvoering ervan bijdraagt aan het behalen van beleidsdoelstellingen en doelen. De uitkomsten van de stakeholderdialoog met leveranciers verwerken wij in dit transitieplan. Hierbij maken wij een zorgvuldige en onderbouwde afweging van de belangen van leveranciers als ook van leden, verzekerden, nabestaanden, medewerkers en de natuur.
Wij hebben in de afgelopen jaren al diverse initiatieven ontplooid om het materiaalgebruik te verduurzamen. Zo hebben wij bijvoorbeeld in 2018 de Spar Massief uitvaartkist geïntroduceerd, gemaakt van 100% FSC-gecertificeerd hout en met een lager absoluut gewicht. Ook hebben wij de bloemenband geïntroduceerd; een band met lussen die rondom de uitvaartkist wordt aangebracht waarin losse bloemen gestoken worden. Bij gebruik van de bloemenband bespaart dit gemiddeld 200 bloemen per uitvaart. Ook scheiden wij in het kader van het optimaliseren van ons afvalbeheer in Nederland op meer kantoor- en uitvaartlocaties ons afval. Onze initiatieven tot op heden zijn niet gericht op meer efficiënt materiaalgebruik of meer gebruik van secundaire grondstoffen (recyclaten), noch op toepassing van circulair ontwerp of circulaire ondernemingspraktijken of op het voorkomen van afval.
Wij hebben in 2024 met interne en externe experts besproken welke additionele maatregelen wij kunnen nemen om de gestelde doelen voor 2030 te realiseren. In dit proces hebben wij geconstateerd dat hoewel wij streven naar duurzaam materiaalgebruik, wij eerst een zorgvuldige afweging moeten maken tussen de verschillende belangen van onze stakeholders.
Nabestaanden willen veel keuzevrijheid bij de uitvaart, zoals de keuze van de kist, bloemen en rouwkaart en dat heeft directe invloed op het materiaalgebruik. Wij kunnen hen wel stimuleren om voor duurzamere opties te kiezen, bijvoorbeeld via ons assortiment en prijsstelling. Zo is de Spar Massief-kist de verzekerde kist van onze naturaverzekering waardoor veel leden daar gebruik van maken en spelen wij in op de vraag naar digitale rouwkaarten. Voor rouwboeketten zijn duurzame varianten minder gemakkelijk te realiseren. Daarom zoeken wij ook naar passende alternatieven binnen onze herdenkingsrituelen. Ook binnen de eigen bedrijfsvoering en specifiek in onze klantcommunicatie kunnen wij papiergebruik verminderen door meer digitaal te werken. Daarbij is het van belang aandacht te houden voor de toegankelijkheid voor hen die minder digitaalvaardig zijn. En bij bedrijfskleding speelt naast duurzaamheid ook draagcomfort voor onze medewerkers een rol. Bij al deze mogelijke keuzes spelen ook economische afwegingen mee en dat is mede in het belang van onze leden. Kortom, er zijn verschillende belangen die soms lastig te verenigen zijn. Het vinden van oplossingen voor deze dilemma’s verdient onze tijd en aandacht. In het transitieplan voor duurzaam materiaalgebruik dat wij in 2025 opstellen, werken wij de oplossingsrichting voor deze dilemma’s nader uit.
Resultaten
Materiaalinstromen
Wij rapporteren over onze materiële materiaalinstromen uitvaartkisten, papier, bedrijfskleding en rouwboeketten/ rouwstukken. Hieronder geven wij een toelichting op deze materiaalinstromen:
Uitvaartkisten
Wij kopen uitvaartkisten in voor de uitvaarten die DELA verzorgt. Nabestaanden kiezen het product dat aansluit bij hun persoonlijke wensen. In Nederland hanteren wij een standaard productassortiment. In België bieden wij vrije keuze aan. De meeste uitvaartkisten zijn gemaakt van hout, maar wij bieden ook kisten aan van andere materialen, zoals wilgentenen, rotan of mycelium. Wij leveren uitvaartkisten inclusief binnenbekleding en handgrepen en die kunnen ook uit diverse materialen bestaan. Voor het verpakkingsmateriaal maken wij gebruik van verschillende typen: beschermingsmateriaal voor de hoeken, reguliere LDPE-wikkelfolie en (alleen in Nederland) 100% recyclebare LDPE-wikkelfolie. In België gebruiken wij als verpakkingsmateriaal ook noppenfolie, karton en een herbruikbare plastic hoes.
Papier
Papier dat wij gebruiken omvat klantcommunicatie (bijvoorbeeld polissen of jaaroverzichten), rouwdrukwerk, printpapier voor kantoor en uitvaartlocaties en producten die leveranciers voor ons printen, zoals het ledenmagazine De Kroniek en handelsdrukwerk. Dit papier wordt deels onverpakt geleverd en deels verpakt in kartonnen dozen. Voor hout en papier is FSC de meest gangbare duurzaamheidscertificering. Iedere schakel in de waardeketen dient te beschikken over een zogenaamde ‘chain of custody’ (keten)certificering.
Bedrijfskleding
Onze bedrijfskleding bestaat uit kleding voor locatiemedewerkers en uitvaartverzorgers. Wij vervangen deze kleding iedere drie jaar volledig. In de tussenliggende jaren kopen wij kledingstukken per item in. Onder biologische materialen verstaan wij katoen, wol en leer. Duurzaamheidscertificeringen zijn verbonden aan het type stof (textiel) dat is gebruikt om de kledingstukken te vervaardigen, niet aan een kledingstuk als geheel. De kleding wordt vaak geleverd op een hanger, per stuk verpakt in plastic folie en verpakt in een kartonnen doos.
Rouwboeketten/rouwstukken
Wij kopen rouwboeketten/rouwstukken in voor de uitvaarten die DELA verzorgt. Nabestaanden en gasten kopen veruit de meeste bloemen voor een uitvaart zelf, zonder tussenkomst van DELA. Deze bloemen maken geen deel uit van onze gerapporteerde materiaalstromen. Rouwboeketten/rouwstukken die wij inkopen bij lokale bloemisten zijn zeer divers. Nabestaanden kiezen zelf het product dat aansluit bij hun persoonlijke wensen. In Nederland hanteren wij een standaard productassortiment. In België bieden wij vrije keuze aan. Ze variëren in grootte, soorten bloemen en samenstelling en zijn al dan niet voorzien van oase, kransen, lint of kleine vaasjes. Het gewicht aan bloemen ten opzichte van het gewicht aan dergelijke overige materialen in een rouwboeket/rouwstuk is relatief laag. Rouwboeketten/rouwstukken worden doorgaans onverpakt afgeleverd bij crematoria en uitvaartcentra en zijn niet voorzien van een duurzaamheidscertificering.
De resultaten over 2024 zijn als volgt:
| Materiaalinstromen in kilogrammen | Totaalgewicht met inbegrip van verpakking | Totaalgewicht biologische materialen | % duurzaam ingekochte biologische materialen | Relevante certificerings-regeling |
|---|---|---|---|---|
| Uitvaartkisten | 1.557.291 | 1.453.123 | 58% | FSC |
| Papier | 275.071 | 265.084 | 3% | FSC |
| 9% | PEFC | |||
| Bedrijfskleding | 24.378 | 1.657 | 41% | RWS |
| Rouwboeketten en -stukken | 189.083 | 52.051 | 0% | Niet van toepassing |
| Totaal | 2.045.823 | 1.771.915 |
Het percentage duurzaam ingekochte biologische materialen geeft een beeld van het duurzaam materiaalgebruik als ook van de aantoonbaarheid van duurzame materiaalinkopen. De inkoop van duurzame niet-biologische materialen is in dit percentage niet meegenomen. Het algehele totaalgewicht van bedrijfskleding is relatief laag doordat in 2024 de kleding niet volledig vervangen is. Dit vindt eenmaal per drie jaar plaats.
Een deel van deze materiaalinstromen bestaat uit secundair materiaal. Denk aan uitvaartkisten gemaakt van mycelium of ecoboard of verpakkingsmateriaal en textiel van recyclede materialen. Er is nog geen data beschikbaar om dit aandeel aantoonbaar te maken. Voorzichtigheidshalve rapporteren wij daarom 0 kilogram (0%) aan secundaire producten.
Een beginsel van de circulaire economie is om grondstoffen zo goed mogelijk te gebruiken (het zogenaamde cascaderingsbeginsel van hernieuwbare grondstoffen). Dit beginsel is niet van toepassing voor uitvaartkisten en rouwboeketten/rouwstukken. Dit geldt wel voor papier en bedrijfskleding. Papier scheiden wij op een beperkt aantal locaties ten gunste van recycling, voor bedrijfskleding hebben wij nog geen maatregelen getroffen gericht op hergebruik of recycling.
De resultaten op de voor 2030 gestelde doelen:
| Materiaalinstromen | Maatstaf | Resultaat 2024 | Doel 2030 |
|---|---|---|---|
| Uitvaartkisten | Aandeel 100% FSC of vergelijkbaar gecertificeerde houten uitvaartkisten of duurzamer alternatief | 69% | 90% |
| Aandeel duurzaam alternatief | 0% | 30% | |
| Papier | Totaalgewicht (in kilogram) | 275.071 | 150.000 |
| Bedrijfskleding | Aandeel duurzaam gecertificeerd textiel | 4% | 100% |
*De resultaten over 2024 vormen de nulmeting voor onze gestelde doelen.
Naast duurzaam materiaalgebruik is ook de aantoonbaarheid van de duurzame materiaalinkoop van invloed op de resultaten voor uitvaartkisten en bedrijfskleding. Wij zien dat onze leveranciers in veel gevallen nog niet gecertificeerd zijn, hun toeleveranciers vaak al wel. Het aandeel 100% FSC of vergelijkbaar gecertificeerde houten uitvaartkisten (69%) is hoger dan het percentage duurzaam ingekochte biologische materialen (58%) voor uitvaartkisten, omdat gecertificeerde uitvaartkisten zoals de Spar Massief gemiddeld lichter zijn dan uitvaartkisten die gemaakt zijn van andere houtsoorten. Dit sluit aan bij ons streven om minder materiaal te gebruiken. Het resultaat ten aanzien van papier laat zien dat ons gestelde doel van maximaal 150.000 kilogram verbruikt papier per jaar gericht is op minder materiaalgebruik.
Toelichting op de gerapporteerde resultaten:
- De resultaten ten aanzien van uitvaartkisten en bedrijfskleding zijn gebaseerd op meetresultaten van leveranciers.
- De resultaten ten aanzien van papier zijn deels gebaseerd op meetresultaten van leveranciers en deels op schattingen.
- Voor de materiaalinstroom van rouwboeketten/rouwstukken zijn geen meetresultaten beschikbaar.
- De resultaten over de duurzame inkoop van papier en hout baseren wij op de beschikbaarheid van geldige duurzaamheidscertificaten van onze leveranciers (‘chain of custody’ certificering).
De bijlage grondslagen geeft een volledig overzicht van de definities voor onze duurzaamheidsmaatstaven, inclusief details over de gebruikte gegevens en schattingen.
Afval
Wij rapporteren over de materiële materiaaluitstroom afval. In de verzekeringsketen gaat het om regulier afval van kantoorlocaties. Voor de uitvaartketen gaat het om regulier afval van zowel kantoorlocaties als uitvaartcentra, medisch afval bij de laatste verzorging van overledenen en vliegassen uit filterinstallaties van crematoria. Vliegassen zijn residuen die relevant zijn voor de uitvaartsector. Onze leveranciers verwerken deze afvalstromen in onze upstreamwaardeketen.
Medisch afval en vliegassen worden beschouwd als gevaarlijk afval en dit verwerken wij conform de geldende wet- en regelgeving. Medisch afval wordt verbrand. Vliegassen voeren wij af in drums en die worden opgeslagen op daarvoor bestemde locaties. Dit is vereist, omdat vliegas potentieel verontreinigd is met kwik en lood.
De resultaten over 2024 ten aanzien van afval(scheiding) zijn als volgt:
| Categorie | Totaal gewicht (kg) |
|---|---|
| Totale hoeveelheid geproduceerd afval | 1.719.225 |
| Totale hoeveelheid niet-gerecycled afval | 1.435.639 |
| Percentage niet-gereceylced afval | 84% |
In onderstaande tabel geven wij de omvang en samenstelling van onze afvalstromen (in kilogrammen) weer.
| Type afvalverwerking | Totaal gewicht (kg) |
|---|---|
| - Verbranding | 21.494 |
| - Storting | - |
| - Anders | 17.508 |
| Gevaarlijk afval | 39.002 |
| - Verbranding | - |
| - Storting | - |
| - Anders | 28.150 |
| Niet gevaarlijk afval | 28.150 |
| Toegeleid naar verwijdering | 67.152 |
| - Hergebruik | - |
| - Recycling | - |
| - Anders | - |
| Gevaarlijk afval | - |
| - Hergebruik | - |
| - Recycling | 283.586 |
| - Anders | 1.368.487 |
| Niet gevaarlijk afval | 1.652.073 |
| Omgeleid van verwijdering | 1.652.073 |
Afval dat wordt toegeleid naar verwijdering is afval dat wij niet meer kunnen gebruiken of recyclen, zoals het medisch afval en de vliegas uit filterinstallaties. Afval dat wordt omgeleid van verwijdering is afval dat een nieuwe bestemming krijgt. Denk aan plastic dat wordt omgesmolten tot nieuwe producten of papier dat wordt gerecycled. Ook valt hieronder het afval dat gebruikt wordt om door middel van verbranding energie op te wekken.
In België en Duitsland wordt nog beperkt afval gescheiden. In Nederland scheiden wij de volgende afvalstromen met het oog op recycling:
- (Edel)metalen die achterblijven in de crematie-as (bijvoorbeeld protheses). Wij bieden deze metalen aan bij Stichting Orthometals die zorgt voor de metaalrecycling van crematoria;
- Overig afval dat wij scheiden op diverse kantoor en uitvaartlocaties. Dit gescheiden afval wordt door onze leveranciers ingezameld en verwerkt. Dit omvat vertrouwelijk papier, plastic, drinkkartons, glas, swill, GFT en batterijen.
De resultaten voor de voor 2030 gestelde doelen:
| Maatstaf | Resultaat 2024 | Doel 2030 |
|---|---|---|
| Percentage restafval (Nederland) | 74% | Maximaal 50% |
Het percentage restafval in Nederland vormt de nulmeting voor ons gestelde doel van maximaal 50% restafval.
De resultaten zijn deels gebaseerd op meetresultaten van Nederlandse leveranciers en deels op schattingen.
De bijlage grondslagen geeft een volledig overzicht van de definities voor onze duurzaamheidsmaatstaven, inclusief details over de gebruikte gegevens en schattingen.